Landelijke Studentenvakbond

Rechten van de medezeggenschap

Op elke hoger onderwijsinstelling, hbo en universiteit, is medezeggenschap verplicht door de wet. De wet die de regels en rechten van medezeggenschap vastlegt, heet de Wet op Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek (WHW).Voor ondernemingsraden geldt in sommige instellingen ook de Wet op de Ondernemingsraden (WOR).

De wet regelt dat elk niveau op een universiteit of hbo een bijbehorende medezeggenschap heeft. Centraal is er de Centrale raad of Universiteitsraad, daaronder hoort op elke faculteit of domein een faculteitsraad of deelraad, en heeft elke opleiding kent een opleidingscommissie. Elk van deze raden is uit zowel personeel als studenten samengesteld (bij sommige instellingen zijn de centrale raad en de faculteitsraad ‘gedeeld’. Dan is er een aparte studentenraad, en een aparte ondernemingsraad). Zij Studenten en medewerkers hebben veelal dezelfde rechten en plichten, maar op sommige punten verschillen deze rechten van elkaar. Zo hebben enkel de studenten recht op inspraak op het studentenstatuut, en gaan enkel docenten medewerkers over delen van de arbeidsorganisatie.

Rechten medezeggenschap

Grofweg heeft de medezeggenschap vijf type rechten:

* Instemmingsrecht: Zolang de raad geen instemming verleent aan een plan, mag het niet doorgaan. Het minimum waarop men als raad instemming heeft staat beschreven in de WHW. Er zijn echter voldoende instellingen die meer instemmingsrecht verlenen aan hun medezeggenschappers dan wettelijk is vastgelegd. Zoek daarom altijd heel goed uit waar jij al dan niet instemmingsrecht op hebt.
* Adviesrecht: De raad heeft het recht om een stuk van advies te voorzien. Het bestuur kan dit advies naast zich neerleggen, maar kan dit niet zomaar doen. Een goede motivatie is hierbij vereist.
* Informatierecht: De raad heeft het recht om geïnformeerd te worden over de gang van zaken binnen de instelling. Informatierecht gaat veel verder dan het bestuur vaak denkt: je hebt recht op alle informatie die benodigd is om redelijkerwijs te kunnen functioneren.
* Initiatiefrecht: De raad heeft het recht om met initiatieven te komen, waarop het College van Bestuur moet reageren.
* Recht op ondersteuning: De raad dient ondersteund te worden in haar werkzaamheden. Dit neemt op centraal niveau vaak de vorm van een (ambtelijke) secretaris aan, maar kan zich op elk niveau vertalen naar het betalen voor het volgen van relevante trainingen door raadsleden.

Deze tekst behandelt eerst de rechten van medezeggenschap in het algemeen en vervolgens wordt er per stelsel de grondslag en uitwerking van de medezeggenschapsrechten aangeven per bestuurslaag. De medezeggenschapsrechten worden op zowel decentraal niveau als opleidingsniveau op dezelfde wijze uitgewerkt.

Rechten medezeggenschap op centraal niveau

De centrale raad of de studentenraad heeft een grote verantwoordelijkheid als gesprekpartner van het CvB op centraal niveau. In sommige gevallen moet aan de medezeggenschap toestemming worden gevraagd voordat het voorgenomen beleid kan worden uitgevoerd. Tevens kan de medezeggenschap altijd advies uitbrengen aan het CvB en op deze manier invloed uitoefenen en problemen aan de kaak stellen. Waarop de medezeggenschap inspraak heeft verschilt per stelsel. In een gedeeld stelsel wordt er alleen gepraat over het beleid dat de medezeggenschapsorganen direct aangaan. Zo praat de studentenraad hoofdzakelijk over studentenaangelegenheden en de OR over personeelsaangelegenheden. In een ongedeeld stelsel praten studenten en personeel gezamenlijk over zowel studentenaangelegenheden als personeelszaken.

Instemmingsrecht op centraal niveau

Op een aantal punten heeft de centrale medezeggenschapsraad instemmingsrecht. Instemmingsrecht houdt in dat dat het CvB de goedkeuring van de medezeggenschap nodig heeft om een besluit ten uitvoering te mogen brengen. Een medezeggenschapsorgaan stemt in als tenminste de helft van het aantal leden instemt. Op centraal niveau heeft de medezeggenschap instemmingsrecht over:

    • Het studentenstatuut
    • Het instellingsplan
    • De vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg
    • Het beleid op kwaliteitsbeoordeling
    • Het bestuurs- en beheersreglement
    • Het regelement van de medezeggenschap
    • Hoofdlijnen van de begroting
    • De regels op het gebied van arbeidsomstandigheden
    • De keuze van medezeggenschapstelsel
    • Het profileringsfonds

(Ongevraagd) adviesrecht op centraal niveau

Het adviesrecht van de medezeggenschap omvat zowel het uitbrengen van gevraagd advies als ongevraagd advies geven. Het recht op gevraagd advies betekent dat het centrale bestuur voor de vaststelling van een bepaald regelement eerst formeel advies moet vragen aan de medezeggenschap. Het centrale bestuur moet om advies vragen, op een moment waarop het advies van wezenlijke invloed kan zijn op de besluitvorming. Volgt het bestuur het advies van de medezeggenschap niet, dan zal het bestuur dat moeten onderbouwen. Het recht op ongevraagd advies geven houdt in dat de medezeggenschap ten alle tijde het bestuur mag adviseren over elke onderwijs of studentenaangelegenheid. Dit advies hoeft niet opgevolgd te worden. De centrale raad of de studentenraad heeft in ieder geval adviesrecht over: de begroting, het instellingscollegegeld, over aangelegenheden die het voortbestaan en de goede gang van zaken binnen de instelling betreffen, het algemene personeels- en benoemingsbeleid, de regeling voor terugbetalen van wettelijk collegegeld indien een student gedurende het jaar stopt met zijn opleiding.

Informatierecht en initiatiefrecht op centraal niveau

Onder andere heeft het medezeggenschapsorgaan op centraal niveau het recht op informatie. Dit betekent dat het centrale bestuur de medezeggenschap tijdig van alle informatie moet voorzien. Dit heeft betrekking op alle informatie die de medezeggenschap nodig heeft om haar taak redelijkerwijs uit te voeren. De medezeggenschap op centraal niveau heeft tevens het recht ten allen tijde het initiatief te nemen om een voorstel te doen over alle aangelegenheden. Het bestuur is verplicht een reactie te geven op een voorstel van de medezeggenschap. Er is ook een versterkt initiatiefrecht voor de centrale medezeggenschap, wat inhoudt dat de centrale medezeggenschap tweemaal per jaar het CvB mag uitnodigen aan de hand van een door de medezeggenschap opgestelde agenda.

Medezeggenschap volgt zeggenschap

Indien een bepaald besluit al besproken is met de medezeggenschap op een hoger niveau, kan de medezeggenschap op een lager niveau niet ook nog eens haar medezeggenschapsrechten op deze regeling laten gelden. Soms probeert het bestuur een regeling waar de medezeggenschap instemmingsrecht op heeft, over te hevelen naar een ander niveau, omdat de rechten van medezeggenschap minder verstrekkend zijn. Dit is niet toegestaan. Indien het CvB bestuurstaken aan het faculteitsbestuur heeft overgedragen, worden de bijbehorende medezeggenschaprechten overgedragen van de centrale medezeggenschap naar de decentrale raad. Dit staat geregeld voor universiteiten in art. 9.37 lid 2 WHW en voor hogescholen in art. 10.25 lid 1 WHW.

Rechten medezeggenschap op facultair niveau

Voor universiteiten geldt dat het bestuur op een faculteit wordt gevormd door een decaan of een faculteitsbestuur. Er is dus een keuze mogelijk tussen een bestuur dat bestaat uit één persoon of een meerhoofdig bestuur. In de WHW is weinig te vinden over faculteiten van hogescholen. In art. 10.3a WHW staat dat het CvB in het bestuurs- en beheersreglement kan regelen dat er een of meer faculteiten/organisatorische eenheden worden ingesteld. De WHW bepaalt over welke rechten de ongedeelde medezeggenschap op decentraal niveau minimaal moet beschikken. In het faculteitsreglement kunnen meer rechten worden toegekend.

Instemmingsrecht op facultair niveau

In de WHW staan de rechten van de decentrale ongedeelde medezeggenschap op hogescholen niet uitgewerkt. De wet geeft aan dat de decentrale medezeggenschap op hogescholen hetzelfde instemmingsrecht en adviesrecht heeft als de centrale medezeggenschap, voor zover het gaat om onderwerpen die onder de verantwoordelijkheid vallen van het faculteitsbestuur. De WHW bepaalt voor universiteiten dat de zeggenschap op decentraal niveau, naast de rechten die afgeleid zijn van de rechten van de centrale raad binnen een ongedeeld stelsel, specifiek instemmingsrecht heeft op twee dingen, het faculteitsreglement en de OER.

Adviesrecht op facultair niveau

De decentrale medezeggenschap binnen een ongedeeld stelsel van zowel universiteiten als van hogescholen heeft, net als de centrale medezeggenschap, zowel recht op het geven van gevraagd als ongevraagd advies. Daarnaast kunnen meer expliciete adviesrechten geregeld zijn in het faculteitsreglement.

Informatie- en initiatiefrecht op facultair niveau

De decentrale medezeggenschap binnen een ongedeeld stelsel van zowel universiteiten als van hogescholen heeft het informatierecht en initiatiefrecht.

Gedeeld stelsel van medezeggenschap op facultair niveau

Vooralsnog zijn alleen de rechten van de medezeggenschap binnen een ongedeeld stelsel op decentraal niveau besproken. In het gedeeld stelsel bestaat er een decentrale studentenraad en een OR. De rechten; instemmings-, advies-, informatie-, en initiatiefrecht komen overeen met die van de ongedeelde decentrale medezeggenschap. Voor de facultaire studentenraad is wettelijk weinig geregeld. De rechten van de facultaire studentenraad dienen minimaal gelijkwaardig zijn aan die van de decentrale raad. De rechten van de decentrale studentenraad zijn opgenomen in een reglement van de onderwijsinstelling.

Assessor op facultair niveau

Binnen een meerhoofdig faculteitsbestuur aan een universiteit kan een assessor worden aangesteld op grond van art. 9.12 lid 2 WHW. Een assessor is een student van de desbetreffende faculteit. De student wordt in de gelegenheid gesteld om vergaderingen van het faculteitsbestuur bij te wonen. Tevens heeft de student een adviserende stem in de vergadering. Op welke wijze de adviserende stem wordt vormgegeven staat in het bestuurs- en beheersreglement. Let wel, er kan geen assessor worden aangesteld als de faculteit alleen door een decaan wordt geleid. In de WHW staat geen bepaling voor hogescholen over een assessor. Dat neemt niet weg dat een hogeschool een assessor kan aanstellen door dat te regelen in het bestuurs- en beheersreglement.

Inspraak op opleidingsniveau

De opleidingscommissie is geen formeel medezeggenschapsorgaan, maar dient slechts als adviesorgaan van het opleidingsbestuur. De opleidingscommissie bestaat altijd uit een samenstelling van studenten en personeel. De bevoegdheden van de opleidingscommissie staan in art. 9.18 WHW. Naast advies geven kan de opleidingscommissie gebruik maken van het informatierecht en het initiatiefrecht. Hoe het adviesrecht werkt, staat beschreven in art. 9.35 WHW. De aanhef en sub b en c zijn van toepassing op de opleidingscommissie. In het medezeggenschapsreglement of het reglement van de opleidingscommissie dienen nadere specificaties te staan over het adviesrecht. De wet geeft voor hogescholen geen nadere specificatie van het adviesrecht. In art. 10.3 c WHW staat dat in het bestuursreglement nadere regels moeten worden opgesteld over het adviesrecht.

Bijzondere onderwijsinstellingen

Voor de uit ’s Rijks kas bekostigde bijzondere universiteiten en hogescholen bestaat de mogelijkheid om van de medezeggenschapsvoorschriften af te wijken. Op grond van de eigen aard van de bijzondere instelling, waarbij in het bijzonder moet worden gedacht aan de eigen godsdienstige of levensbeschouwelijke aard. Dit geldt voor de Radboud Universiteit (katholiek), De Vrije Universiteit (protestants-christelijk) en de Tilburg University (katholiek). Daarnaast hebben alle hogescholen een bijzondere grondslag, maar in de praktijk gebruiken hogescholen die grondslag niet om van de WHW te afwijken. De afwijkingsregelingen voor de bijzondere universiteiten en de hogescholen verschillen van elkaar. Een bijzondere universiteit moet alle regels uit de WHW betreffende medezeggenschap overnemen in de structuurregeling. Dat is verplicht voor zover de aard van de bijzondere universiteit zich daar niet tegen verzet naar oordeel van het college van bestuur (art. 9.51 lid 2 WHW). De minister van OCW kan binnen drie maanden na ontvangst van de structuurregeling bezwaar maken, ingeval hij van mening is dat het CvB niet in redelijkheid een beroep heeft gedaan op de bijzondere aard van de universiteit (art. 9.51 lid 3 WHW). Alle hogescholen hebben een bijzondere grondslag. Wat hogescholen betreft kan de minister van OCW op verzoek van het instellingsbestuur ontheffing verlenen, van de wettelijke voorschriften uit de WHW. Dit verzoek moet steunen op gronden die verband houden met de godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging van de hogeschool. Daarnaast moet de hogeschool aantonen dat het verzoek wordt gesteund door een meerderheid van twee derde van zowel de studenten als het personeel. De minister moet een verleende ontheffing laten vervallen, indien de gronden voor de verleende ontheffing niet meer aanwezig zijn. Ofwel als het verzoek niet meer wordt ondersteund door twee derde meerderheid. Het college van bestuur doet elke vijf jaar mededeling aan de minister over de stand van zaken met betrekking tot de gronden van de ontheffing en de ondersteuning ervan.

Geschillen

Het komt voor dat de medezeggenschap en het bestuur van mening verschillen over de uitvoering van een bepaald recht. Zo kan het bestuur van mening zijn dat een raad bij een bezuiniging slechts adviesrecht heeft, terwijl de raad meent dat ze instemmingsrecht heeft. In zo’n geval kan men de geschillencommissie aanspreken, welke uitzoekt wie er gelijk heeft. Schroom vooral niet de geschillencommissie te contacteren: vaak heeft de medezeggenschap gelijk.

De wet met betrekking tot geschillen staat voor universiteiten in artikel 9.39 en artikel 9.40 beschreven. Voor hbo’s beschrijft de wet deze in artikel 10.26.

Meer informatie over medezeggenschapsgeschillen vind je hier.