De Landelijke Studentenvakbond (LSVb) heeft onderzoek gedaan naar de mentale gezondheid van studenten. Dit onderzoek wordt gepubliceerd op woensdag 25 oktober. Eerder publiceerden onder andere RTL en NOS al over de resultaten van het onderzoek. In dit artikel geven we graag uitleg over de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd. Voor nadere informatie over de onderzoeksmethode kan contact opgenomen worden via lsvb@lsvb.nl.
Hoe is het onderzoek tot stand gekomen?
Het onderzoek is uitgevoerd door het onderzoeksbureau van de LSVb. Onderzoekers van diverse hogescholen en universiteiten hebben daarbij geholpen, bijvoorbeeld door te fungeren als peer-reviewer of door tips te geven bij het ontwerpen van het onderzoeksdesign.
Welke bronnen zijn gebruikt?
Er zijn veel verschillende bronnen gebruikt in het onderzoek, zoals te zien aan de lengte van de lijst met referenties. Er is bewust voor gekozen om zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande theorieën en wetenschappelijke literatuur. Bijna alle literatuur die is gebruikt voor het literatuuronderzoek is afkomstig uit peer-reviewed journals. Dit betekent dat de publicaties gecontroleerd zijn door andere onderzoekers. Enkel voor de beschrijving van prestatiedruk is populair onderzoek gebruikt, aangezien daar nog nauwelijks over geschreven is.
Welke theorie is gebruikt en klopt de theorie?
Aan de basis van het onderzoek ligt het Werkstressoren en Energiebronnen-model (WEB-model; Job-Demands Resources model in Engels). Deze theorie komt uit de arbeidspsychologie en is door de jaren heen in tal van onderzoeken gevalideerd. Hierdoor is het een gerenommeerd model geworden dat op veel verschillende manieren wordt gebruikt. Delen van dit model worden bijvoorbeeld gebruikt door organisaties zoals TNO, CBS en WODC.
Waar zijn de resultaten op gebaseerd?
De resultaten zijn tot stand gekomen op basis van drie verschillende, elkaar opvolgende fases. Allereerst is er een grondig literatuuronderzoek uitgevoerd. Tijdens het literatuuronderzoek zijn een flink aantal onderzoeken geanalyseerd. Het doel hiervan was om inzicht te krijgen in welke factoren volgens de bestaande, internationale, wetenschappelijke literatuur samenhangen met mentale gezondheidsproblemen onder studenten. Ten tweede zijn er drie focusgroepen gehouden. Tijdens de focusgroepen is gepraat met studenten in verschillende steden over of zij mentale problemen ervaren en waar deze problemen door veroorzaakt worden volgens hen. Het doel van de focusgroepen was om de conclusies uit het literatuuronderzoek te valideren en eventueel nieuwe factoren toe te voegen indien nodig. Op basis van het literatuuronderzoek en de focusgroepen is een enquête gemaakt. Dit is de derde fase. In de enquête zijn vragen opgenomen over de factoren die naar voren kwamen uit het literatuuronderzoek en de focusgroepen. Daarnaast zijn er in de vragenlijst vragen opgenomen die de verhoogde kans op een burn-out meten.
Hoe is er gemeten?
Concepten als ‘burn-out’ zijn niet met één vraag te meten. Dergelijke concepten moeten geoperationaliseerd worden. Dat wil zeggen dat er vragen bedacht moeten worden die het concept op de juiste manier ‘vangen’. Om er zeker van te zijn dat de concepten op de juiste manier zijn gemeten, is zo veel mogelijk gebruik gemaakt van bestaande, gevalideerde schalen. Andere wetenschappers hebben dan al eerder nagedacht over welke vragen een bepaald concept vangen en daarover gepubliceerd. Zo is voor het meten van burn-out een speciale studentenversie gebruikt van de Utrechtse Burn-Out Schaal (UBOS). Deze schaal is al eerder getest op studenten en bleek goed te werken. Engelse schalen zijn uiteraard vertaald naar het Nederlands.
Studentenpanel, representativiteit en weging
De enquête is uitgezet onder het LSVb studentenpanel. Dit is een panel met meer dan 5000 studenten die zich vrijwillig hebben aangemeld voor dit panel. Deze studenten hebben zich niet specifiek aangemeld voor dit onderzoek, maar voor het panel in het algemeen. Het is dus niet zo dat studenten met interesse in het onderwerp ‘burn-outs’ zich hebben aangemeld.
Enquêteren op vrijwillige basis is een gebruikelijke techniek voor organisaties die geen toegang hebben tot de contactgegevens van de gehele populatie (alle studenten in dit geval). Het nadeel van deze techniek is dat de steekproef niet altijd representatief is voor de gehele populatie. De LSVb probeert de representativiteit te vergroten door in het hele land te nieuwe studenten voor het panel te werven en ook studenten aan te spreken die de LSVb niet kennen. Desalniettemin is het LSVb panel niet geheel representatief. Zo zaten er in de steekproef procentueel meer vrouwen dan in de populatie. Hier is voor gecorrigeerd door weging toe te passen. Dit betekent dat mannen iets zwaarder meetellen en vrouwen iets minder zwaar meetellen. Hierdoor wordt de situatie gesimuleerd zoals die zou zijn als de steekproef geheel representatief is. Dezelfde techniek is toegepast bij het opleidingsniveau (relatief meer master-studenten dan bachelor-studenten). De resultaten na weging waren echter zeer vergelijkbaar met de resultaten voordat de weging was toegepast.
Aantal respondenten
In totaal hebben 342 studenten de enquête ingevuld. Dit lijkt weinig maar is meer dan genoeg voor een betrouwbaar beeld. Als uitgangspunt voor het berekenen van een betrouwbaar gemiddelde geldt ongeveer 30 tot 50 respondenten en voor het berekenen van samenhang en causaliteit geldt een minimum van 100 tot 250 respondenten. Beide minimumeisen worden dus gehaald. Bovendien benaderen de gebruikte variabelen de normaalverdeling. Dit is een goede indicatie van de kwaliteit van de data.
Deel dit bericht