Landelijke Studentenvakbond

Bezwaren leenstelsel

Nieuwsbericht - woensdag 10 december 2014

Algemene inleiding

Het leenstelsel, zoals het nu voorligt, is al de derde versie. Nadat de minister zowel D66 als GroenLinks bereid heeft gevonden mee te denken over de invulling van het stelsel is er gezocht naar een middenweg voor de vier partijen. De LSVb is van mening dat er daardoor veel water bij de wijn is gedaan. Het uiteindelijke wetsvoorstel is te weinig sluitend om het te accepteren. Wij zijn van mening dat u als Eerste Kamer dit wetsvoorstel niet kan accepteren of ten minste de verantwoordelijkheid zou moeten nemen om de invoering een jaar uit te stellen.

Met de demonstratie op 14 november op het Malieveld en de aandacht daaromheen is bewezen dat er veel maatschappelijke onrust bestaat rond de invoer van het leenstelsel. De scholieren en studenten maar ook hun ouders zijn bezorgd over de gevolgen.
Er is bijvoorbeeld te weinig aandacht voor de groepen die langer studeren vanwege ziekte, topsport of bestuurstaken. Juist voor deze groepen is het belangrijk dat ze blijven deelnemen aan het hoger onderwijs. Het ontmoedigen van deze groep om te gaan studeren heeft effect op de gehele Nederlandse maatschappij.

In de Tweede Kamer is gebleken dat er weinig ruimte is om de wet te verbeteren en dat een snelle behandeling en invoer voorop staan. Als belangrijkste reden hiervoor wordt gegeven dat de voorlichting snel moet beginnen. Ons inziens is het hiervoor al te laat. Zoals aangegeven in onze brief aan alle Eerste Kamerleden moeten de eerste aspirantstudenten zich op 15 januari aangemeld hebben voor een studie. Daarnaast hebben studenten die vorig jaar voor 1 mei de keus hebben gemaakt niet te gaan studeren, hierbij niet kunnen meewegen dat er eind mei een akkoord zou komen over het leenstelsel.
Verder heeft de DUO al te kennen gegeven dat veel aspecten van het leenstelsel niet op tijd gerealiseerd kunnen worden. Dit geeft wat ons betreft aan dat het leenstelsel te gehaast en te weinig doordacht wordt behandeld.

Wij zien graag dat er door u vragen worden gesteld over de verschillende zorgpunten die wij vanuit onze achterban aandragen. Verder steunen wij van harte het initiatief om een hoorzitting te houden met experts uit het veld.

Uitvoerbaarheid

De Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) heeft op verzoek van de regering een uitvoeringstoets op het wetsvoorstel uitgebracht. Door de invoering van het leenstelsel moet het ict-systeem van DUO worden omgegooid. Hiervoor is DUO een Programma Vernieuwing Studiefinanciering (PVS) aan het opstellen. In de uitvoeringstoets worden verschillende aspecten van het wetsvoorstel bekeken in het licht van de haalbaarheid van het wijzigen van de ict-systemen alvorens deze aspecten van het voorstel in werking treden. Een aantal van deze aspecten wordt als zwaar geclassificeerd. Dit betekent dat nog niet duidelijk is hoeveel capaciteit het kost om deze aspecten door te voeren in het ict-systeem van DUO. Als zwaar zijn geclassificeerd:

  • de afschaffing van de basisbeurs en omzetting naar leenmogelijkheid;
  • ophogen aanvullende beurs in het studiejaar 2015-2016;
  • levenlanglerenkrediet;
  • vouchers;
  • flexibiliseren terugbetaling studieschuld;
  • vereenvoudigingsvoorstellen;
  • structurele variant berekening aanvullende beurs;
  • reisvoorziening minderjarige mbo’ers.

Dit zijn 8 van de 12 onderdelen die in het rapport zijn opgenomen.
Over het levenlanglerenkrediet wordt zelfs gesteld dat het niet realistisch is om dit in het voorjaar van 2016 te kunnen verwerken in PVS. Ook KPMG heeft onderzoek verricht
naar de haalbaarheid van het wetsvoorstel. KPMG meldt dat er onzekerheid wordt gecreeërd doordat er al wordt uitgelopen op de planning en omdat de detailplanning nog niet beschikbaar is. Ook wijst KPMG erop dat PVS nog niet in productie is en dat er misschien moet worden teruggevallen moet worden op het oude systeem. Dit oude systeem bevat echter niet de juiste functionaliteit om de de wijzigingen uit het wetsvoorstel op te vangen. Het is al met al dan ook waarschijnlijk dat DUO haar deadlines niet kan halen waardoor studenten bijvoorbeeld hun schuld niet kunnen afbetalen.

  • De LSVb vraagt zich af of er met deze haast niet zodanig aan de DUO voorbij wordt gelopen dat de geschiedenis zich gaat herhalen. In 1988 lag de administratie van de toenmalige IB-groep zodanig overhoop dat alle studenten opnieuw hun aanvraag voor studiefinanciering moesten opsturen naar het instituut.

  • Ook vraagt de LSVb zich af of de invoering van het leenstelsel te verantwoorden is wanneer over veel aspecten van de verwerking nog niet duidelijk is hoeveel maanden of zelfs jaren het gaat duren voor het systeem voldoende is aangepast. Daarbij maken wij ons ernstig zorgen over het ontbreken van een detailplanning.

Veranderende afbetalingsregels

Wanneer een mbo-scholier de overstap maakt naar het hoger onderwijs, maar al een studieschuld heeft, worden de afbetalingsvoorwaarden automatisch omgezet naar het nieuwe afbetalingsstelsel. Deze omzetting naar het nieuwe afbetalingsstelsel vindt niet plaats wanneer een hbo-student overstapt naar het wo. De mbo-scholier is een studieschuld aangegaan onder de oude afbetalingsvoorwaarden. Middels de overstap naar het hbo wordt de mbo-scholier gedwongen om nieuwe afbetalingsvoorwaarden te accepteren die met terugwerkende kracht op zijn oude studieschuld van toepassing worden. Deze wijziging van afbetalingsvoorwaarden met terugwerkende kracht is in de strijd met de rechtszekerheid. Ook belet dit mbo-scholieren om toegang te krijgen tot het hoger onderwijs. Zij moeten immers gewijzigde afbetalingsvoorwaarden voor lief nemen alvorens zij gebruik mogen maken van het hoger onderwijs.

  • De LSVb vraagt zich af of dit de rechtszekerheid van de mbo-student niet aantast. Zijn vrijheid om te kiezen voor het hbo wordt beperkt door de dwang om zijn opgebouwde schuld onder de nieuwe afbetalingsregeling af te betalen.
  • Ook vraagt de LSVb zich af of er niet teveel talent verloren gaat nu de mbo-student minder geneigd is te kiezen voor een vervolgopleiding.

Lenen door minderjarigen

Ook minderjarigen gaan onder het nieuwe leenstelsel vallen. Wanneer zij als zestien- of zeventienjarige beginnen aan een opleiding zullen zij een lening aan moeten gaan. Deze minderjarigen zijn op grond van art. 1:234 BW handelingsonbekwaam. Dit betekent dat zij geen rechtshandelingen mogen verrichten zonder toestemming van hun ouders, tenzij het gaat om een rechtshandeling die gebruikelijk wordt verricht door een minderjarige. Het beginnen aan een nieuwe opleiding in het hoger onderwijs is redelijk gebruikelijk voor een minderjarige. Het aangaan van een lening die kan oplopen tot vele tienduizenden euro’s is niet gebruikelijk.Wanneer DUO een lening afsluit met een handelingsonbekwame, zoals een minderjarige, dan is deze rechtshandeling vernietigbaar op grond van art. 3:32 BW.

  • De LSVb vraagt zich af of het nodig is om meer ouderlijk toezicht vast te leggen voor het lenen van geld aan minderjarigen. Waar de basisbeurs ooit bedoeld was ter stimulatie van ouderonafhankelijkheid is in dit leenstelsel mogelijk een stap terug nodig naar de veiligheid van het ouderlijk toezicht.
  • De LSVb vraagt zich af in hoeverre bewezen is dat een minderjarige de gevolgen kan overzien van het aangaan van een schuld tot maximaal €90.000. Waar het kiezen van een studie een keuze vanuit het hart is, is een keuze voor deze schuld er een die vooral rationeel genomen moet worden.

Grotere gezinnen

In het huidige stelsel van studiefinanciering wordt al rekening gehouden met meerdere kinderen in een gezin. In het wetsvoorstel ‘Studievoorschot’ blijft de regeling die rekening houdt met meerdere studerende kinderen in een gezin intact. De aanvullende beurs stijgt sneller naarmate er meer kinderen in een gezin studeren.
Met het leenstelsel wordt de financiële druk echter ernstig verhoogd. De regeling wordt echter niet verder aangescherpt. Dit zorgt ervoor dat er meer ongelijkheid ontstaat tussen grote en kleine gezinnen.

  • De LSVb ziet problemen voor gezinnen met meerdere kinderen. Hoewel er door DUO rekening gehouden wordt met het aantal kinderen in een gezin bij de toekenning van een eventuele aanvullende beurs is deze weging nooit voldoende om het verschil tussen grote en kleine gezinnen op te heffen. Wij vragen ons dan ook af of kinderen uit grotere gezinnen niet onterecht benadeeld worden door dit wetsvoorstel.

Omdat de regering haast maakt met het leenstelsel hebben ouders niet de tijd om voorbereidingen te treffen. Veel ouders sparen nu al vanaf de kindertijd voor de studie van hun kinderen. Wanneer de kosten voor onderwijs met duizenden euro’s omhoog gaan zullen ouders hun spaarplannen moeten uitbreiden. Voor veel ouders is die tijd erg kort. De eenmalige verhoging van €100 op de aanvullende beurs is hierbij een druppel op een gloeiende plaat.

  • De LSVb vraagt zich af of het niet verstandiger is om de invoering van het leenstelsel een jaar te vertragen. De eenmalige €100 euro die bovenop de aanvullende beurs komt is dan niet nodig, het systeem is er immer klaar voor om de nieuwe aanvullende beurs in te voeren. Zodoende kan ook de voorlichting richting ouders en hun kinderen goed worden uitgevoerd. Zij krijgen dan de tijd om een goed financieel plan te maken.

Motie beperking schulden

Op 4 oktober 2011 heeft de Tweede Kamer een motie van de heer Slob (CU) en mevrouw Sap (GroenLinks) aangenomen waarin gepleit wordt voor minder schulden bij studenten. Hierin wordt de regering opgedragen om de schuldenproblematiek in kaart te brengen en ervoor te zorgen dat excessieve schulden onder studenten voorkomen worden.
De LSVb is van mening dat de invoering van een leenstelsel recht tegen de uitvoering van deze motie indruist. Deze motie mag geenszins aan de kant geschoven worden. Ten eerste niet omdat het ingaat tegen het effect van het leenstelsel en ten tweede omdat deze motie bij de eventuele invoering van het leenstelsel des te belangrijker is.

Vouchers

Het leenstelsel wordt volgens de plannen van minister Bussemaker van kracht voor studenten die in september 2015 beginnen aan een opleiding in het hoger onderwijs. Deze studenten profiteren niet van de kwaliteitsimpulsen die het hoger onderwijs moet krijgen door geld dat vrij komt met het leenstelsel. De minister heeft voorgesteld dat studenten die niet profiteren van de kwaliteitsimpuls vouchers krijgen ter waarde van €2000,-. Deze vouchers kunnen zij pas vijf jaar na hun afstuderen gebruiken. Deze termijn zou geschrapt moeten worden. Studenten moeten de mogelijkheid krijgen om zich direct na hun studie verder te ontwikkelen. De arbeidsmarkt is competitief en
studenten zouden zich moeten kunnen bijscholen mocht dit nodig zijn. Vijf jaar later is de behoefte tot bijscholing kleiner, dan hebben de afgestudeerden immers doorgaans al een baan. Vervolgens is het van belang dat ook studenten die in 2015 aan hun master beginnen, vouchers ontvangen wanneer zij hun master afmaken. Deze studenten moeten immers ook gaan lenen zonder dat zij van de hiervoor genoemde kwaliteitsimpuls kunnen profiteren. In het huidige wetsvoorstel ontvangen zij, in tegenstelling tot hun bachelorcollega´s, geen vouchers.

  • De LSVb vraagt zich af of de vouchers voldoende opwegen tegen het verlies in de prijs- en kwaliteitverhouding van studenten die in 2015 aan hun bachelor of master beginnen.

Kwetsbare groepen

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel ‘Studievoorschot’ in de Tweede Kamer is herhaaldelijk door verschillende partijen aangegeven dat er meer aandacht en compensatie zou moeten komen voor de chronisch zieke, gehandicapte of ambitieuze student. Helaas heeft de Tweede Kamer deze woorden aan zich voorbij laten gaan. Alle oproepen van decanen, studenten en oppositiepartijen ten spijt, er is geen enkel amendement aangenomen waarin de financiële druk voor deze groepen verlaagd kan worden.
De LSVb is van mening dat er meer ruimte zou moeten zitten in het wetsvoorstel om tegemoet te komen aan de behoefte van deze kwetsbare groepen.
De €1200,- die de chronisch zieken en gehandicapten kunnen aanvragen staat gelijk aan één jaar thuiswonende basisbeurs. Voor uitwonende studenten geldt hetzelfde. Op dit moment krijgen deze studenten nog één jaar uitwonende basisbeurs. Zij gaan er dus €2400,- op achteruit. Dit is een bijzonder kleine vergoeding die in het wetsvoorstel niet eens uit te breiden is naarmate de ziekte of beperking voor een langere vertraging zorgt dan dat ene jaar.
Ook voor de twee- of zelfs driejarige masteropleidingen liet de regering geen ruimte om te compenseren. Het is slecht te voorspellen in welke sector de banenmarkt het goed doet ten tijde van afstuderen. Staatssecretaris Dekker gaf vorige week nog aan dat niet duidelijk is naar wat voor soort baan de kleuter die vandaag naar school gaat in 2032 gaat solliciteren. Samen met het feit dat de keuzegids 2014 aangaf dat bij 75% van de hbo- én wo-studies geen goede baankans bestaat, vindt de LSVb het zorgelijk dat de meerjarige masters niet gecompenseerd worden. De student zal mogelijk minder snel kiezen voor deze studies terwijl deze maatschappelijk bijzonder relevant kunnen zijn.

  • De LSVb vraagt zich daarom af in hoeverre er ruimte bestaat om deze groepen te compenseren binnen het wetsvoorstel.
  • De LSVb vraagt zich af of er voldoende controle zal zijn op de effecten van dit leenstelsel op deze kwetsbare groepen en roept de regering op om een goed plan te maken waarin wordt aangegeven hoe groot het effect maximaal mag zijn en welke maatregelen worden genomen wanneer deze grens overschreden wordt.

Inconsequentie in het wetsvoorstel

In het wetsvoorstel ‘Studievoorschot’ worden de bachelor- en masteropleiding als aparte opleiding gezien. Dit blijkt uit het feit dat het leenstelsel kan worden ingevoerd voor studenten die in 2015 met hun masteropleiding beginnen.
Als het gaat om het toekennen van de vouchers komt echter een inconsequentie aan het licht. Deze worden namelijk niet uitgegeven aan studenten die in 2015 enkel hun masteropleiding starten maar wel aan studenten die hun bachelor- en masteropleiding afronden na de start in 2015. Hieruit blijkt dat in het geval van de vouchers de masteropleiding niet als een losstaande opleiding gezien wordt.
De LSVb is van mening dat deze inconsequentie rechtgetrokken kan worden door ofwel de masterstudenten een voucher toe te kennen ofwel de masterstudenten niet te includeren in het leenstelsel.